3.3.3.1.4 In Gods aanwezigheid liegen we niet meer.

In Openbaring 1:14 staat over Jezus na Zijn opstanding en hemelvaart: “Hij heeft ogen als vlammen van vuur.” Hij doorziet alles, ook alles wat we hebben gedaan, gezegd en gedacht. Hij doorziet alles waar we anderen en onszelf hebben misleid. Volgens Openb. 21:8 zullen alle leugenaars eindigen in het eeuwige vuur, ver van God. In Handelingen 5, 1 – 11 wordt ons verteld hoe Ananias en Sapphira dood neervallen omdat ze tegen de Heilige Geest hebben gelogen. In het vroege christendom, toen zulke dingen geschreven konden worden en geloofd werden, is het volkomen ondenkbaar dat de schrijvers van het Nieuwe Testament logen toen zij hun geschriften schreven. We moeten veeleer aannemen dat zij naar beste weten en overtuiging een betrouwbare en feitelijk correcte beschrijving probeerden te geven van wat Jezus deed en zei, en van wat er in het boek Handelingen staat.

Dit betekent dat de geschriften van het Nieuwe Testament beschouwd moeten worden als betrouwbare en uitstekende historische bronnen.

Aan de andere kant betekent dit dat men niet heeft gelogen bij het toeschrijven van auteurschap. Op voorwaarde dat men zich inzet voor de waarheid, is het ondenkbaar om een geschrift toe te schrijven aan een auteur die het heeft geschreven zonder medeweten en toestemming van de genoemde auteur. Het is echter heel goed denkbaar dat een Silvanus 1 Petrus schreef op verzoek van Petrus en dat Petrus het vervolgens zorgvuldig las en het autoriseerde en publiceerde als zijn geschrift. Dit zou verklaren waarom 1 Petrus in beter Grieks is geschreven dan 2 Petrus.

Dit betekent ook dat de evangeliën volgens Matteüs, Marcus en Lucas vóór 65 na Christus werden geschreven en dat alle 4 evangeliën ofwel teruggaan op directe ooggetuigen of eersteklas toegang hadden tot ooggetuigen als medewerkers van apostelen. Bovendien werden de evangeliën geschreven tijdens het leven van vijandige ooggetuigen die maar al te graag valse verslagen zouden gebruiken om de Christelijke verkondiging als onbetrouwbaar te schande te maken.

Dit betekent onder andere dat 1 en 2 Timotheüs en Titus door Paulus zijn geschreven, de twee brieven van Petrus door Petrus en de drie brieven van Johannes door Johannes. Dit betekent dat bijvoorbeeld de ambten van bisschop, priester en diaken al teruggaan op de apostelen, en dat de tijd na de dood van de apostelen dan slechts een fase zou zijn waarin alles wat door de apostelen gegeven was trouw bewaard bleef, maar niets nieuws meer werd gecreëerd.