3.2.5.2.2 Tijdvensters in het koninkrijk van God

Wanneer God je roept om iets specifieks te doen, is er vaak maar een beperkte periode, een window of opportunity. Gedurende deze tijd is het relatief gemakkelijk om Gods wil te doen, maar daarna is het veel moeilijker of zelfs helemaal onmogelijk.

Tijdsvensters in de geschiedenis van Israël

Het volk Israël werd bevrijd uit de slavernij in Egypte en door de Sinaï woestijn geleid. Na minder dan 2 jaar bereikten ze de grens van het Beloofde Land. Op dit punt had Israël het hele land kunnen innemen onder leiding van Mozes. Maar Israël weigerde te gehoorzamen en God besloot dat geen van de rebellen het land zou binnengaan. Een volgende poging van Israël om het land in te nemen zonder Gods toestemming liep uit op een ramp (Num. 15). De Israëlieten moesten toen 40 jaar door de woestijn zwerven, totdat de hele generatie gestorven was, totdat ze toestemming kregen om het Beloofde Land binnen te gaan.

Het boek Jozua vertelt ons dat Israël de kans had om het hele Beloofde Land in te nemen en dat niemand hen kon weerstaan (Jozua 1:3-5). Maar Israël nam niet alles in (Rechters 1:21 – 36). Deze ongehoorzaamheid betekende dat Israël niet langer alles kon innemen (Rechters 2:1-3). De overgebleven Kanaänieten werden toen een constante verleiding voor Israël om van God af te vallen en andere goden te dienen.

Vóór de verwoesting van Jeruzalem waarschuwde God vaak het land Israël, zijn koning en zijn inwoners. Tijdig berouw en gehoorzaamheid aan God hadden de komende catastrofe kunnen afwenden, maar dit gebeurde niet. Dus in 586 werden Jeruzalem en de Tempel van God verwoest en werden de Joden in gevangenschap weggevoerd.

Jezus, de Zoon van God, werd naar de verloren schapen van Israël gestuurd. Hij nodigde hen uit om zich te bekeren en tot God te komen en waarschuwde hen voor Gods oordeel als ze in ongehoorzaamheid zouden volharden. De Zoon van God werd echter afgewezen door de leiders van het volk en zij zorgden ervoor dat hij aan het kruis gedood werd. Maar zelfs na zijn dood en opstanding gaf God hen de kans om zich te bekeren en Jezus te accepteren. Als ze dat hadden gedaan, zou Jezus heel snel zijn teruggekeerd, misschien zelfs al voor 40 jaar, en zou hij de langverwachte tijden van verkwikking en de vervulling van de goede beloften van de profeten in het Oude Testament hebben gebracht (Handelingen 3:17-21). Het boek Handelingen beschrijft echter hoe de deuren voor het evangelie in Israël zich steeds meer sloten. In het jaar 70 werden Jeruzalem en de tempel van God verwoest en de Joden werden een verstrooide en aangevallen minderheid. Ze hadden hun kans gemist.

Tijdsvensters in de geschiedenis van de christelijke kerk

Wanneer Jezus een profetie gaf over de eindtijd, bijvoorbeeld in Mc 13, voorspelde Hij de verwoesting van Jeruzalem en Zijn terugkeer kort daarna (Mc 13, 24 – 27). Dit zou hebben betekend dat Zijn terugkeer kort na het jaar 70 zou hebben plaatsgevonden. Deze terugkeer van Jezus vond echter niet plaats in de 1e eeuw, en is nog niet gekomen, en de hele schepping moet daarom tot op de dag van vandaag vreselijk lijden (vgl. Romeinen 8:20-24). Is hier een tijdvenster gemist?

In Mt. 28, 18 – 20 zegt Jezus dat Hem alle macht in de hemel en op aarde is gegeven, en Hij gebiedt Zijn discipelen om uit te gaan en alle volken tot Zijn discipelen te maken. Hij belooft hen dat Hij bij hen zal zijn tot het einde van deze wereld. Het ziet ernaar uit dat er met Pinksteren een gelegenheid wordt geboden om tijdens het leven van Jezus’ 11 discipelen discipelen te maken van alle volken. Dit zou ook passen bij de 2e komst van Jezus in het jaar 70 of kort daarna. In het boek Handelingen lezen we echter dat de discipelen in Jeruzalem bleven en niet uitgingen naar de volken. God had toen de vervolging nodig die ontstond na de dood van Stefanus, dat christelijke voetsoldaten en Filippus, die alleen was uitgezonden om voedsel uit te delen, de Samaritanen evangeliseerden en andere gewone christenen de Grieken in Antiochië. Toen gingen de apostelen of hun boodschappers uit om te testen wat God al had gedaan. En het waren Barnabas en Paulus die niet tot de elfen behoorden die naar de heidenen gezonden konden worden. In Handelingen 15 zijn zij nog steeds de enigen die naar de heidenen werden gezonden. Maar dit is in het jaar 50, 20 jaar na de opstanding van Jezus en na Pinksteren. De bediening van de apostelen was door God aangesteld en vereiste een speciale roeping. Jezus was aanwezig in de apostelen en leidde de kerk. “Wie jullie hoort, hoort Mij.” (Lc 10,16) De kerk rust op het fundament van de apostelen en profeten. Later verzamelde de kerk alle geschriften van de apostelen en hun directe discipelen Marcus en Lucas die nog steeds beschikbaar zijn in het Nieuwe Testament, dat vandaag de dag de ultieme autoriteit is in het lichaam van Christus. Het afwijzen van de bediening van de apostelen betekent uiteindelijk het afwijzen van het Heerschap van Jezus. Zo’n afwijzing begint al in de kerk in Korinthe en wordt heel duidelijk in 3 Johannes 9. Bovendien was keizer Nero in het jaar 64 op zoek naar een zondebok nadat een grote brand delen van zijn hoofdstad Rome in de as had gelegd en het gerucht bleef bestaan dat hij de stad zelf in brand had gestoken. Veel christenen werden geëxecuteerd en het christendom werd in het hele Romeinse Rijk verboden. Alle apostelen werden opgespoord en geëxecuteerd en alleen de apostel Johannes overleefde het op wonderbaarlijke wijze. De kans om de naties tot discipelen te maken kromp van 40 naar 14 jaar. Veel naties wereldwijd waren nog niet bereikt, en voor zover ik weet was het nog niet mogelijk om hele naties tot discipelen te maken. Als men de geschriften van de apostelen vergelijkt met de geschriften van de post-apostolische periode, moet men een catastrofale daling van het geestelijke niveau vaststellen. In plaats van het verse voedsel dat de Heilige Geest gaf, vertrouwde de kerk grotendeels op ingeblikt voedsel, de zorgvuldig bewaarde tradities van het apostolische tijdperk. De kerk kon haar eenheid niet langer bewaren en verdreef de christenen met een Joodse achtergrond. En in de 4e eeuw begon de kerk te vertrouwen op de bescherming van de staat. Dit maakte succesvol werk onder moslims onmogelijk.

Zo weinigen waren bereid om door God gezonden te worden dat de Turkse stammen in de 10e en 11e eeuw niet bereikt werden, maar later moslims werden en bijzonder hard vochten voor de verspreiding van de islam. De heerser van het Mongoolse Rijk in China vroeg om 50 christelijke missionarissen en uiteindelijk kwamen er 2. In de 19e eeuw stelde het Japanse Rijk zich open voor het Westen, maar de christelijke zendelingen in die tijd waren te weinig en te zwak om Japan voor Christus te winnen. Dit herhaalde zich toen Japan zich in 1945 overgaf en een paar jaar heel open stond voor het Evangelie, maar er kwamen niet genoeg zendelingen. Nu is Japan weer een extreem moeilijk zendingsveld.

Gevolgen voor ons

Als God ons roept om iets te doen, moeten we ons afvragen hoe en wanneer we dat moeten doen. Als we uitstellen tot later wat we nu zouden moeten doen, is het later misschien niet meer mogelijk. Toen God me op 60-jarige leeftijd naar Thailand riep, gaf iemand die het goed bedoelde me het advies om in Duitsland te gaan werken totdat ik met pensioen zou gaan. Op 64-jarige leeftijd nam de prestatie van mijn hart echter dramatisch af, zodat ik de lange vlucht naar Thailand niet had durven nemen.

We moeten God vragen hoeveel voorbereiding we echt nodig hebben voordat we vertrekken. In mijn geval zou wachten tot mijn pensioen, een vierjarige Bijbelschool en een taalcursus van een jaar betekenen dat ik mijn bediening in Thailand zou beginnen op 70-jarige leeftijd, 10 jaar later dan ik vertrok.

We leven vandaag de dag in turbulente tijden, die ook invloed hebben op de financiën. Als God me roept om een bepaald bedrag naar een zendeling te sturen, kan uitstel betekenen dat ik daarna niet genoeg geld meer heb.

Voor dit alles hebben we heel duidelijke leiding van de Heilige Geest nodig.

(Geschreven door Reiner Hennig)