3.2.5.1.4 Profetie

Een profetie of profetisch woord is een woord waarmee God nu individuen, gemeenten of het hele lichaam van Christus aanspreekt. In profetie wordt bemoediging gegeven, bijvoorbeeld door te wijzen op de grootheid van God, maar ook waarschuwing en veroordeling van zonde.


In 1 Korintiërs 14 spoort Paulus de gemeente in Korinthe aan om zich in te spannen om de gave van profetie met grote ijver te gebruiken. Er moet in de kerkdiensten ruimte zijn voor iedereen om een profetisch woord te spreken. De profetische woorden moeten door iedereen getoetst worden.


Profetie is niet alleen legitiem en noodzakelijk in de 1e eeuw, maar ook vandaag. We hebben het nodig naast het Woord van God omdat God in een relatie met ons wil leven en concreet tot ons wil spreken. In het Oude Verbond vond Hij het nodig om concreet tot individuen en Zijn hele volk te spreken door middel van profetie, ook al was het verbond bij de Sinaï al veel eerder gegeven. Christen zijn is geen religie uit boeken, maar een levende relatie met de levende God.

Hoe kan het dan dat profetie bijna geen rol speelde in vele jaren van de geschiedenis van de kerk van Jezus Christus? Paulus verwachtte dat in een gemeente waarin iedereen de gave van profetie had, een ongelovige door iedereen doorzien zou worden en de verborgenheid van zijn hart zo duidelijk zou worden dat hij zou capituleren voor God, Hem zou aanbidden en luid en duidelijk zou zeggen “dat God werkelijk onder u aanwezig is” (1 Kor. 14. 24 – 25). In zo’n situatie is God gevaarlijk dicht bij ons. Als we niet bereid zijn om God onze zonden te laten zien, als we de totale controle over onze kerk willen hebben en geen ander centrum van autoriteit naast ons willen dulden, en vooral als we denken dat we rijk zijn en met de middelen die we nu hebben zelf opgewassen tegen alle eisen die op ons afkomen: Dan grijpt de gave van profetie in. De consequentie zou moeten zijn dat we niet streven naar deze gave en proberen deze niet in onze kerk naar voren te laten komen, bijvoorbeeld met het Bijbelvers “Raak de gezalfde van de Heer niet aan!”. Als we niet veranderd en uitgedaagd willen worden door God, is het leven veel aangenamer. Maar het zal allemaal tevergeefs zijn als we niet bereid zijn om Jezus aan ons te laten werken als onze Redder en Hem onze Heer te laten zijn. En hoe kunnen we Hem onze Heer laten zijn als we niet bereid zijn om Hem nu tot ons te laten spreken?